Het maakt niet meer uit dat er geen
appelbomen bloeien in mijn straat.
Er groeit ook geen peterselie,
salie, rozemarijn
of tijm in het plantsoen.
En anders is een bordje
verboden te plukken
zo gemaakt.
De berm is barmhartig
voor de narcis die neerkijkt
op de straatstenen.
Want zo is de berm
en zo zal de berm altijd zijn.
Alleen wanneer de riolen overlopen
soms een modderig spiegelbeeld.
“Er is iets dat de tijd met me doet. Ik merkte het vanmorgen. Toen een jazzklarinettist met haar geïmproviseerde noten me niet meer misselijk maakte zoals ze voorheen gedaan zou hebben. Zat ik daar met mijn zachte tranen zonder snikken en iedereen kon me zien en er was niemand die het zag.”
We harkten de plantsoenen aan
– weet je dat? –
omdat we dachten
dat het paradijs zo hoorde te zijn.
De wind waait anders nu.
Ze klinkt niet meer als voorheen.
Zelfs de stilte geeft een ander geluid.
Morgen zal ze weer ruisen zoals ze gister deed.
Laat ondertussen het lopen in de modder
maar aan mij over. Ik heb laarzen.
Een klarinettist probeert me nog te leren,
hoe ik kan begeren.
En wanneer wij niet weer
vluchten voor de vruchten,
is een bordje
verboden te plukken
zo gemaakt.