Op een dag in februari 2021 maakte ik een wandeling. De zon scheen en het voelde als een lentedag. Van de enorme hoeveelheid sneeuw die eerder die winter gevallen was, restte hier en daar nog een hoopje grauwe slushpuppie. Het waren niet lang daarvoor grote bergen witte sneeuw geweest, gemaakt door sneeuwschuivers, die dagelijks hadden gepoogd de straten begaanbaar te houden.
De rivier waarlangs ik liep had haar bedding uitgebreid tot ver voorbij de normale oevers. De sloten, die uitmonden in die rivier, waren tot de rand gevuld met gesmolten sneeuw. Mijn wandelroute ging door drassig grasland en werd keer op keer onderbroken door de slootjes. Ik liet mij er niet door tegenhouden. Bij iedere sloot, greppel of diepe plas water liep ik door tot de rand en zocht ik naar een goede afzetplek. Dan liep ik enkele meters terug, nam een aanloop en sprong. Als het water niet te breed was, maakte ik de sprong uit stand. Ik realiseerde me dat ik in de 21e eeuw nog maar zelden over slootjes gesprongen had. Tot die dag in de winter van 2021, die voelde als een eerste lentedag.
Ergens die dag besloot ik recreatief slootjespringer te worden. Ik was al – in willekeurige volgorde – schrijver, parttime nerd, vader, voormalig barman met bakkebaarden, hardloper en algeheel verwonderaar. Ik eet pizza met mes en vork.