In een galerie, waarvan ik de naam om privacy redenen niet kan noemen, vliegt steriel wit licht tegen kunstwerken zonder prijskaartje op en slaat neer in dunne laagjes op de houten vloer in een verder onbenutte ruimte, omdat de toeschouwer nu eenmaal eerst leegheid nodig heeft alvorens hij zijn bestaan ermee kan vullen. Even verderop schijnt groen neonlicht tegen bakstenen muren, over bedden van houten pallets, waarnaast kaarsen branden en er staat een fles rode wijn aan het hoofdeind. Dit had ook kunst kunnen zijn, of op zijn minst een over twee pagina’s gespreide foto in VT Wonen, als er niet ook een hond los liep die steeds even snuffelde bij in schmutzige slaapzakken verscholen hoofden. De hond zag dat alles goed was maar niets was goed maar hoe kon hij dat weten. Als dit kunst is, laat het dan kunst zijn die ik niet begrijp.
Het is hier zonder adres maar de weg er naar toe is altijd en overal eenvoudig te vinden door voorbijgangers te volgen en te stoppen op het punt waar zij hun blik afwenden, zelfs als je van het pad bent afgedwaald. Net als ik, ook al eet ik inktvissoep en zalm in een restaurant waar de obers me caballero noemen hoewel ik geen ridder ben en je van mij geen heldendaden hoeft te verwachten. Ik drink bier terwijl er ook heel goede wijn is. Dat weet ik omdat mannen in pakken zonder stropdas en het bovenste knoopje los in verschillende accenten Engels met elkaar praten en één uit hun midden kiezen die de wijn moet proeven en ze hebben geen idee waarmee ze moeten vergelijken want hoe vies het leven eigenlijk smaakt hebben zij bij geboorte nooit leren kennen en als dat niet zo is, zijn ze het lang geleden al kwijtgeraakt. Het gaat aan hen voorbij omdat ze wijn walsen, eraan ruiken en proeven en slurpen voor de vorm en tevreden knikken alvorens de ober alle glazen vult en zij lachen om een opmerking die ik niet heb verstaan maar die ongetwijfeld slecht, plat, flauw, denigrerend of een combinatie van dat al is en ik met al mijn vooroordelen welbeschouwd geen haar beter.