Vanavond gaan mijn gedachten uit naar de bestuurder van het transportbusje, die mij de weg vroeg naar een straat in het dorp.
“Waarschijnlijk in een nieuwe wijk want mijn navigatie kent het nog niet”, zei hij.
Ik had wel een idee welke wijk hij bedoelde: “Maar de straat weet ik niet precies.” Terwijl de hond in de berm snuffelde en plaste, legde ik hem uit waar hij links moest en waar rechts, de rotonde driekwart rond en weer rechts. En dat hij dan die nieuwe wijk inreed. Hij bedankte me, zette zijn wagen in zijn één en reed weg.
Ik keek het busje na terwijl ik verder liep met de hond. Aan het eind van de weg reed het busje de verkeerde kant op.
Ik keek naar mijn handen en probeerde met de duim en wijsvinger van mijn rechterhand een L te vormen. Waarom wil ik toch zo graag behulpzaam zijn als iemand me de weg vraagt terwijl ik links en rechts nauwelijks uit elkaar kan houden?
Het is niet voor het eerst dat ik iemand per ongeluk de verkeerde kant op stuur. Vaak zijn het toeristen. En voor hen is het misschien ook wel leuk, ontdekken ze een plek waar ze anders nooit terecht zouden komen. Het is dan misschien niet de Wamberg maar Seldensate is ook best leuk, toch? Maar deze bezorger is door mij al gauw een kwartier langer onderweg en degene die zit te wachten op zijn pakketje vraagt zich af waarom zo’n bezorger er nou nooit binnen het aangegeven tijdvak kan zijn. En de bezorger kan daardoor pas later op huis aan. Normaal op vrijdag rijdt hij net voor de file uit. Vandaag net niet.
Als hij eindelijk thuis is, is het eten koud.
.