Bovenaan het viaduct komt hij als eerste de bocht door. Zijn vrouw volgt hem op enkele meters afstand. Ze beginnen aan de afdaling richting het dorp. Het is niet stijl maar de weg is lang en als je er zonder te trappen naar beneden rolt, hoop je voor even dat het voor altijd zo gemakkelijk zal blijven gaan. Vanaf welke kant je ook aan bent komen rijden, en of je nu op een verroeste omafiets zit of op een lichtgewicht koolstof racefiets, voor je benen is het genieten omdat ze even daarvoor een uiterste krachtinspanning hebben moeten leveren om het hoogste punt van de brug te bereiken.
Halverwege de afdaling ligt de man nog steeds voor. Zijn krullen zijn grijs en het zijn er minder dan een paar decennia geleden maar ze golven nog altijd in de wind. De zeventiger houdt het stuur van zijn e-bike stevig in handen. Hij kijkt om naar zijn vrouw en lacht. Haar lange rok wappert om haar benen, een gesp van haar fietstas zit los en klappert terwijl ze naar beneden zoeft. Ze zal later op de plaats van bestemming een spiegel opzoeken en al knedend haar kapsel weer in model brengen.
Wanneer de man weer voor zich uit kijkt, zakt de vrouw door haar armen. Met de ellebogen in haar zij en haar kin bijna op het stuur maakt ze vaart. Ze haalt het uiterste uit de trapondersteuning van haar elektrische fiets. Net voordat de weg weer vlak wordt, schiet ze haar man voorbij. Ze gaat rechtop zitten en kijkt om. Ze lacht naar hem. Ze giechelt. Hij slaat met zijn linkervuist op het stuur en buigt zijn hoofd.