Ik had een extra kamer aan mijn huis gebouwd. Het was er wit en doordat het grotendeels uit ramen bestond, licht. Ik had geen enkele behoefte aan ruimte, maar omdat anderen er meer van nodig hadden, enkel om het op te vullen, had ik gedacht aan hun wensen te moeten voldoen.
De winter ging voorbij en de sneeuw begon te smelten. Steeds grotere druppels drupten door het dak naar binnen en werden ononderbroken waterstralen. In de zomer zou het zonlicht zijn. De stukken muur onder de kozijnen verbrokkelden toen het lente werd. Alle mensen verlieten het bouwsel. Er was iets misgegaan.
Ik heb van jou geen interpretatie van mijn dromen nodig, zei ik. Ik weet wat dit betekent. Ik keek de absurdistisch Vlaamse komiek die in mijn keuken stond in zijn ogen. Of was het een Vlaams absurdistische komiek? Hij wist het zelf ook niet. Hij dacht dat er misschien ergens een komma geplaatst kon worden. Dat het dan wel duidelijk zou worden.
Ik vluchtte naar mijn slaapkamer en liet de Vlaming in mijn keuken achter. Hij had er publiek dat bestond uit mensen die ik kende en die hij plots als vrienden was gaan beschouwen en dat maakte me kwaad. Desondanks vroeg ik me af of hij voor me zou willen koken aangezien hij toch al bij mijn aanrecht stond. Of dat hij dat liever aan anderen overliet. Aan twee mannen om precies te zijn. Beiden in een schoon tweed pak uit vroeger tijden met slijtplekken bij de ellebogen en op de knieën. Ze droegen een bril met een dun montuur, hun haren waren strak gekamd en de een stak een kop boven de ander uit.
Ze zeiden dat ze twee keer zo oud waren als ik en dat dat voor altijd zo zou zijn. Dat was onmogelijk, wist ik, en dat probeerde ik hen duidelijk te maken door voor te rekenen dat zij tweehonderd jaar oud zouden zijn wanneer ik honderd werd. Ik kon niet beredeneren of zij twee keer zo snel leefden of dat ik er twee keer zoveel tijd voor nodig had. Zou mijn aarde langer doen over een rondje om de zon? Het was niet eens vreemd in tijden dat mensen beweerden dat je gekookt water niet opnieuw kon koken nadat het afgekoeld was omdat je er vergiftigd door zou worden. De mannen haalden hun schouders op en liepen mijn slaapkamer uit om zich bij de Vlaming in de keuken te voegen. Met zijn drieën maakten ze grappen waar ik niet om kon lachen. Van hun Vlaamse tongval werd ik naar en ik dacht dat dat kwam omdat het mannen waren.
Ik moest veel langer douchen dan normaal om mijn afschuw van de Belgen af te spoelen. Enkel rationeel denken hielp niet. Mijn lakens waren niet nat van het zweet en ik had geen koorts. Voor de zekerheid waste ik mij vaker dan eenmaal omdat ik niet wist of ik dat al gedaan had en ik moest meerdere keren aan de warmwaterkraan draaien om de perfecte temperatuur te bereiken. Toen ik zover was dat ik een kop koffie kon gaan drinken, luisterde ik naar Eva de Roovere. Het deed me niets en dat deed me pijn, maar was nog altijd beter dan het gevoel van onbehagen van de Vlaamse komiek toen ik wakker werd. Ik las het boek uit waarvan het einde gisteren door de slaap was uitgesteld. Bij de laatste zin kwam ik erachter dat dat niet zonder reden was.