Het ruikt er naar benzine en rubber. Afgewerkte olie. Vier mannen zitten in de kantine van een autosloperij. Een van hen speelt op de Playstation; twee anderen zitten naast hem op een vale bank te wachten op hun beurt. De vierde man, onderuitgezakt in een fauteuil met sierlijke houten poten en gerafelde bekleding die zo veel gebruikt is dat hij wel enorm comfortabel moet zijn, kijkt naar het scherm van zijn telefoon en scrollt door de nieuwsberichten. Hun spijkerbroeken zijn vies van het smeer, net als hun handen en de geruite blouses waarvan de knopen los zijn. Er staan vier glazen whiskey en een fles Glennfiddich van 26 jaar oud, waar al een derde uit is, op het tafeltje voor hen. Op de kwaliteit van drank wordt nooit bezuinigd. Dat is de regel en een luxe die ze zich kunnen veroorloven. Aan de andere kant van de ruimte – het is een houten gebouwtje binnen de grote hal van de autosloperij – staan twee tafels en een tiental stoelen opgestapeld tegen de archiefkasten aan. Daarvoor liggen vier slaapmatjes met kussens en slaapzakken.
De gehele nacht, ochtend en tot aan vanmiddag vier uur toe zijn ze bezig geweest met het demonteren van hun vluchtauto. Deze ligt nu in onderdelen verspreid tussen de resten van honderden andere auto’s. De delen met het chassisnummer zijn door de shredder gegaan en liggen in een container tussen het oud ijzer. Ze maken zich geen zorgen over de vingerafdrukken, misschien een druppeltje bloed, huidschilfers en haren die ze hebben achtergelaten. Op deze autosloperij ergens in de Ardennen vind je alleen iets als je precies weet wat je zoekt en waar het ligt.
Morgen vertrekken ze in een oude, rode Volvo 240 station uit 1991 naar Zuid-Frankrijk. Biarritz. Op het dak van de auto liggen vier surfplanken. Op de achterklep van de auto zijn tientallen stickers van vakantiebestemmingen geplakt. In de jaren ’90 heeft een gezin met deze auto op zijn minst Oostenrijk, Frankrijk, Spanje, Zwitserland, België, Duitsland, Kroatië, Italië en Slovenië bezocht. Ze zullen meerijden in de jaarlijkse vakantiekaravaan richting Zuid-Europa. Vanaf morgenochtend zijn ze vier jonge mannen die gewoon een paar weken op vakantie gaan; surfen aan de Atlantische kust, feesten aan het strand, zorgeloos zijn. Mochten ze om een of andere reden aangehouden worden, zullen ze op dat moment ruziemaken over de playlist. Waarom mag altijd degene die rijdt bepalen welke muziek er opstaat? Ze zullen de agenten om hun mening vragen. Die zullen zeggen dat het toch echt aan de chauffeur is om te bepalen welke muziek geluisterd wordt. Behalve taxichauffeurs. Die moeten muziek opzetten naar wens van de klant. Dan mogen ze na een korte controle van hun ID’s doorrijden terwijl de mannen in uniform de rode Volvo 240 station hoofdschuddend na kijken.
De man in de fauteuil springt op en houdt zijn telefoon omhoog: “Check dit!” Hij pakt de fles whiskey en wil een nieuwe bodem in zijn glas schenken. Degene die nu de PlayStation bedient, schiet nog een laatste tegenstander neer, zet met de duim van zijn rechterhand het spel op pauze om in één beweging door met zijn vrije linkerhand de fles van de andere man af te pakken. “Eerst nog even dat kettinkje”, zegt hij waarmee hij duidelijk maakt dat er voor nu geen alcohol meer gedronken wordt. Hij is de baas.
“Dat kan ook met nog één Glenn”, zegt de ander en hij wijst naar zijn lege glas. “Maar whatever. Peaky. Blinders.” Tussen de laatste twee woorden haalde hij diep adem om daarna verder te gaan: “We zijn de fokking Peaky Blinders! De jasjes, jongen. En ik zei je dat we die petjes op moesten zetten!”
De andere twee mannen die vanaf de bank toekijken, schudden hun hoofden en staan op.
“Wij doen dat kettinkje wel”, zucht een van de twee en ze lopen de kantine uit om in de grote hal terecht te komen waar diverse autowrakken staan te wachten op verdere demontage.
Aan de zijkant van de hal staat de rode Volvo 240 Station uit 1991, met de neus richting de hoge roldeuren. Degene die nog niets heeft gezegd, pakt een tentzak uit de bagageruimte van de Volvo. Hij ritst de zak open en neemt de metalen tentstokken eruit. De andere man heeft ondertussen uit een rugzak verschillende juwelen gehaald en op een doek op de vloer uitgespreid. Een lang collier van goud met verschillende edelstenen en grote diamanten valt op. De tent zullen ze nooit opzetten. Ook de matjes en slaapzakken zullen slechts voor de schijn meegenomen worden. In Frankrijk wacht hun namelijk een luxe huis aan het strand en een koelkast vol champagne.
Na een paar dagen in Biarritz zullen ze een dagje naar San Sebastian, Spanje gaan. Daar zullen ze de tent ruilen voor enkele weekendtassen vol geld.
De baas en de man met de telefoon zijn nu ook uit de kantine gekomen en lopen naar de andere twee mannen. Een van hen heeft een lijmpistool vast, de ander geeft hem een tentstok aan waar het dopje vanaf is gehaald. Hij spuit een klodder lijm in de tentstok terwijl de ander het lange collier voorzichtig in diezelfde tentstok laat zakken. Ondertussen wordt er steeds vloeibare lijm toegevoegd tot de collier in de stok is verdwenen. Het dopje gaat er weer op. Op die manier worden nog meer tentstokken gevuld met armbanden, losse diamanten en edelstenen. Drie broches worden ter plekke met het lompe autogereedschap in stukken geslagen en de edelstenen en verfomfaaide brokken zilver en goud worden eveneens in de tentstokken gepropt. Mocht hun auto doorzocht worden – dat ging niet gebeuren maar ze waren voorbereid -, kunnen ze het niet hebben dat er allemaal diamanten rammelen in de tentstokken.
“27 miljoen staat hier! Zoveel kost dat kettinkje,” gaat de man met de telefoon verder. “De Peaky Blinders hebben de roof van het jaar gedaan!” Hij duwt het scherm met daarop het nieuwsartikel onder de ogen van de anderen. Hij beweegt de telefoon zo snel dat geen van hen daadwerkelijk iets kan lezen.
De man die net een witgouden armband in een van de tentstokken laat zakken, zegt: “27 miljoen? En dat is nog zonder die andere stenen? En hoeveel krijgen wij?”
“Er verdient altijd iemand meer aan”, zegt de man met het lijmpistool en haalt zijn schouders op. Ze wisten van te voren dat er iemand anders nog veel rijker dan zij ging worden van de juwelen. Maar zij kunnen nu met pensioen. Op zijn minst tot aan de volgende overval dan.